Druk: De kracht van een vloeibaar medium die op een oppervlakte-eenheid werkt. De officiële meeteenheid is pascal, gesymboliseerd door Pa.
Absolute druk (P)A): Druk gemeten op basis van absoluut vacuüm (nul druk).
Manometerdruk (P)G): Druk gemeten op basis van de werkelijke atmosferische druk.
Afgesloten druk (P)S): Druk gemeten op basis van standaardatmosfeerdruk (101,325 Pa).
Negatieve druk: Wanneer de waarde van de manometerdruk < de werkelijke absolute druk is. Dit wordt ook wel vacuüm genoemd.
Differentiële druk (P)D): Het drukverschil tussen twee willekeurige punten.
Druksensor: Het apparaat meet druk en zet het druksignaal om in een elektrisch uitgangssignaal volgens een bepaald patroon. De sensor heeft geen versterkercircuit. De volledige output is doorgaans een millivolt-eenheid. De sensor heeft een lage draagkracht en kan niet rechtstreeks met een computer worden verbonden.
Druktransmitter: Een transmitter kan een druksignaal omzetten in een gestandaardiseerd elektrisch uitgangssignaal met een continue lineaire functionele relatie. De uniforme standaarduitgangssignalen zijn meestal gelijkstroom: 1 4~20 mA of 1~5 V; 2 0~10 mA of 0~10 V. Sommige typen kunnen rechtstreeks met een computer worden verbonden.
Druktransmitter = Druksensor + Speciaal versterkercircuit
In de praktijk wordt er vaak geen strikt onderscheid gemaakt tussen de namen van de twee apparaten. Iemand spreekt bijvoorbeeld van een sensor, terwijl dit in werkelijkheid een zender met een uitgangsspanning van 4~20 mA is.
Plaatsingstijd: 20-10-2023


